Beknopte geschiedenis van het CI

André Djourno en Charles Eyriès worden gezien als de grondleggers van het moderne cochleair implantaat (CI). Djourno, die was opgeleid als ingenieur, had aan het begin van de jaren 50 een apparaatje ontwikkeld waarmee hij op afstand zenuwen elektrisch kon stimuleren. Eyriès was kno-arts. Eind jaren 50 implanteerde hij dit apparaatje dat bestond uit een draadje waar een spoeltje aan zat, bij een doof persoon om te zien of hij kon horen. De patiënt gaf aan dat hij wel geluid hoorde, maar spraakverstaan niet mogelijk was. Na een paar maanden begaf de bedrading van de inwendige electrode het en werkte het implantaat niet meer.

Het was de Amerikaan William House die in 1961 het idee van Djourno’s elektrische stimulatie vertaalde naar een implantaat dat wat langer kon blijven zitten, maar ook dat implantaat werd nog steeds door het lichaam uitgestoten. Zijn implantaat met één kanaal bood hulp bij spraakafzien en een enkeling kon wat woorden verstaan. Omdat elektronica steeds kleiner werd en er betere biomaterialen voor chirurgie kwamen, besloot House een implantaat te ontwikkelen dat minder snel door het lichaam werd afgestoten. In 1968 slaagde hij daarin. In 1984 werd het implantaat goedgekeurd door de Amerikaans FDA (Food and Drug Administration).

De Australische professor Graeme Clark ontwikkelde in 1978 een implantaat met meer kanalen. De FDA keurde dit in 1985 goed voor volwassenen en in 1990 ook voor kinderen. De 22 kanalen konden elk een andere toonhoogte weergeven. Het werd de basis voor verdere verfijning van het cochleair implantaat.

In 1991 was er een grote doorbraak: In een artikel in het toonaangevende wetenschappelijke tijdschrift Nature introduceerde Blake Wilson de CIS (Continuous Interleaved Sampling) strategie. Hierbij werden de elektrische stromen van de verschillende elektrode-contacten niet meer tegelijkertijd aangeboden, maar als heel snel achter elkaar komende pulsen. Het geluidsignaal werd daarmee op een vergelijkbare manier overgebracht als beweging in een film (door beelden snel achter elkaar te projecteren). Door CIS werd het spraakverstaan met een CI ineens veel beter. Ook bij de huidige ontwikkelingen wordt nog steeds gebruikgemaakt van dit principe.

Naast het aantal kanalen veranderden in de loop der jaren ook de grootte en de mogelijkheden van de spraakprocessor. Hadden de eerste CI-gebruikers een grote kast aan een riempje of tasje nodig, vanaf 1996 kwam er steeds betere en kleinere apparatuur in de vorm van achter-het-oor-toestellen (en nu ook processoren uit één stuk) beschikbaar. De huidige processoren hebben bijvoorbeeld net als hoortoestellen richtingsgevoelige microfoons en ruisonderdrukking, terwijl ze ook draadloos aan allerlei apparaten (zoals mobiele telefoons) te koppelen zijn.

Bron: Johan Frijns en OPCI

Lees hier de privacyverklaring website GGMD. Ook te bekijken in Nederlandse Gebarentaal.